Matig Bemiddelbaar

Bij de ingang trek ik een nummer uit het rode apparaat en wacht. Even verderop staat een jongeman te bladeren in een map. Zijn vale spijkerbroek vertoont scheuren bij zijn knieën en billen. Met een klap slaat hij de map dicht en trekt een andere uit het metalen rek. Een vrouw tuurt aandachtig naar kaartjes van half A4-formaat die op een bord zijn geprikt.
In rode digitale cijfers verschijnt mijn nummer boven de ronde balie.
‘Ik zou me graag willen inschrijven, het is nodig voor de wachtgeldregeling.’
Zijn ogen tasten mijn lichaam af. ‘Krijgt u dat wachtgeld via ’t onderwijs?’
‘Eh ja, dat klopt,’ antwoord ik verbaasd.
‘Dan moet u bij het hoofdkantoor in het centrum zijn.’
‘Waarom kan ik me híer niet inschrijven? Ik heb gisteren nog gebeld om te vragen wat ik allemaal mee moest nemen. Ze hebben me toen niet verteld dat het híer niet kon.’
‘Meneer, het kan hier níet. U moet daarvoor naar het centrum.’
‘Ik wil me híer inschrijven. Ik laat me verdomme niet van het kastje naar de muur sturen.’
‘Dan moet u het zelf maar weten.’ Geërgerd pakt hij een formulier en geeft me te kennen dat ik het volledig moet invullen en het bij hem moet inleveren.
Tijdens het wachten bekijk ik de aangeprikte vacatures op de borden. Er is één bord voor academici met slechts drie vacatures.
‘Meneer Wachtgeld,’ roept een vrouw via de intercom.
Ik kijk om me heen en merk dat ik de enige man ben die staat te wachten. Ik reageer niet.
‘Meneer Wachtgeld, o nee, nee sorry, meneer Langeveld, neem me niet kwalijk,’ galmt het door de ruimte. Ze lacht uitbundig. ‘Sorry hoor, maar ik keek ’n regel te hoog,’ zegt ze en blijft grinniken. Ze typt de gegevens in de computer en schrijft me in als taalkundige (m/v). Nadat ze alles heeft ingevoerd, verwerkt de computer de feiten en op het beeldscherm verschijnt in azuurblauwe letters in de kolom ‘bemiddelbaar’: matig.
Ik vraag haar of die matige bemiddelbaarheid vanuit hun standpunt wordt bekeken? Ze kijkt me vragend aan.
‘Nou, ik bedoel dat het aanbod van vacatures voor academici hier behoorlijk beperkt is. Hebben jullie geen aansluiting op internet?’
Met grote ogen kijkt ze me aan.
‘Ja, via internet kun je vacatures opvragen, er is zelfs een aparte vacaturelijst voor academici.’
‘O, dat klinkt reuze interessant. Daar heb ’k nog nooit van gehoord. Internet zei u? Wat heb je daar zoal voor nodig?’
‘Een computer, een modem en een abonnement op internet, dat is alles. Hebben jullie geen afdeling automatisering?’
‘Ja, ik zal ze ’ns bellen.’ Ze draait een nummer.
Even later komt een man met een kalend hoofd en een zwarte snor bij ons zitten. ‘Ik ken die vacaturelijst op internet. Het Arbeidsbureau in Rotterdam heeft er een aansluiting op.’
‘Waarom hebben wíj die niet Dirk?’ vraagt ze aan de automatiseringsman.
‘Tja, het moet er wel komen. Maar het zal nog wel effe duren voordat we hier internet hebben.’
‘Ja, ’t gaat hier allemaal niet zo vlot,’ zegt ze met een glimlach. Ik geef haar een hand en verlaat het gebouw.
Ongetwijfeld zal mijn bemiddelbaarheid zonder internet hier uiterst matig verlopen.

Verschenen op de Achterpagina van NRC Handelsblad, 1 december 1995.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.