We gaan ervoor

Een snerpende fluit. Elsa, mijn hond, schrikt. De deuren glijden achter ons dicht. Traag komt de trein in beweging en brengt als een ontstemde doedelzak een tweetonige deun voort. Ik daal een aantal treden af en neem plaats in een vrijwel lege coupé. Ondanks de spits gaan er maar weinigen op dit tijdstip naar de kop van Noord-Holland. Ik pak de krant en vouw hem uit.
De trein heeft het Centraal Station amper verlaten of daar verschijnt de conducteur. Ik toon hem de kaartjes en mijn kortingskaart. Elsa heeft een zodanige proportie aan-
genomen dat ik haar niet langer in een tas kan vervoeren. Het beestje rijdt met veer-
tig procent korting evenals zijn baas.
‘Het is nog geen negen uur geweest, meneer. Dit vervoerbewijs is niet geldig. U dient bij mij een nieuwe te kopen.’
Met zijn tang markeert hij het kaartje van de hond en geeft beide aan mij terug.
‘Wat bedoelt u met negen uur?’ vraag ik naïef.
‘Met een kortingskaart mag u pas na negen uur reizen. Dit staat vermeld in de voor-
waarden die bij de kaartsoort behoort.’
Ik kijk op het kaartje en lees Voordeeluren: zie folder kaartsoort. Daar word ik niet veel wijzer van.
‘Maar dit kaartje is me zo aan het loket verkocht. Weet ik veel dat dit pas na negenen gebruikt kan worden. Ik zit nooit zo vroeg in de trein.’
‘Dat had de lokettiste níet aan u mogen verkopen. Maar voor míj is dit vervoerbewijs ongeldig.’
Hij haalt een zwart boekje en een balpen tevoorschijn.
‘Ik ben best bereid die veertig procent korting erbij te leggen, maar een nieuw kaart-
je, nee, dat doe ik niet.’
Hij schudt met zijn hoofd. Zijn ranke gezicht is gesierd met een stoppelbaard. Ik schat hem een jaar of vijfentwintig.
‘Dat is niet mogelijk. U kan alleen een nieuw vervoerbewijs bij mij kopen óf u kan bij het volgende station uitstappen als u níet wil betalen.’
De trein mindert vaart. Ik kijk door het vuile glas naar buiten en zie dat we station Sloterdijk naderen. Ik moet hem aan de praat houden, want ik heb geen zin om hier gedwongen uit te stappen.
‘U wilt dus niet betalen,’ zegt hij dwingend. De trein staat stil.
‘Ik ben niet van plan een nieuw kaartje te kopen.’
‘Dan stapt u híer maar uit.’
Elsa heft haar kop op, kijkt naar de conducteur en laat haar kop vermoeid vallen.
‘Ik wil best het verschil bijbetalen.’
‘Dat is sinds 1 januari 1995 niet meer mogelijk. U kunt een nieuwe kopen en ’t oude vervoerbewijs bij ’t loket in Heiloo inleveren. Ik kan u echter niet voor de volle honderd procent garanderen dat u ’t bedrag van de lokettiste retour krijgt.’
De fluit schelt opnieuw. De eerste overwinning is behaald. We hebben geen tussenstations meer, ik kan tot Heiloo in de trein blijven zitten.
‘Dat is tamelijk eigenaardig. Het ligt dus puur aan de bereidwilligheid van een loketbeambte of ik m’n geld voor dit kaartje terugkrijg. Of m’n gezicht ’m aanstaat.’
‘Daar komt ’t inderdaad op neer.’
Zijn krullende zwarte haren zitten met gel naar achteren gekamd.
‘Kunt u niet een briefje schrijven voor het loket zodat ik mijn geld ook werkelijk terugkrijg?’
‘Zo’n schrijven garandeert niks. Mijn collega zal u overigens hetzelfde vertellen.’
Ik vraag hem zijn collega erbij te roepen. Vanuit zijn zij grijpt hij naar een mobilofoon. Even later leg ik het geval voor aan een oudere conducteur. Hij heeft een geheel andere versie. Volgens hem moet ik mijn (voor hen ongeldige) vervoerbiljet aan NS-klantenservice in Utrecht sturen. Hij duwt me een standaard-klachtenformulier in de handen. Maar dan bemoeit de jonge conducteur zich ermee.
‘Dirk, dát biedt voor hem nog geen volledige garantie voor teruggave.’
‘Ja, dat is waar, maar als jíj nu achterop de bon “coulant behandelen” noteert, dan komt ’t allemaal wel goed.’ Hij lacht me vriendelijk toe.
‘Ja, hoor nou eens even, ik krijg nu twee verschillende verhalen te horen en het blijft onzeker of ik m’n geld terugkrijg… Kunnen jullie ’t hier niet bij laten zitten,’ mompel ik er achteraan.
De jonge conducteur gaat een discussie met zijn collega aan. Dat is mooi geregeld. Beiden heb ik tegen elkaar uitgespeeld. Inmiddels denderen we station Krommenie-Assendelft voorbij. Elsa ligt vredig op mijn voeten te slapen.
‘Ik weet ’t goed gemaakt, als u nu bij Heiloo naar voren loopt dan ga ik met u mee naar ’t loket. Dit doe ik normaal gesproken nooit, maar voor u maak ik een uitzonde-
ring,’ zegt de conducteur met de stoppelbaard.
Ik dank hem hartelijk voor deze ‘coulante behandeling’. De man en vrouw die aan de andere kant van het gangpad zitten, lachen me gemoedelijk toe.
Bij station Heiloo sta ik voorin de trein samen met de beide conducteurs. De trein houdt stil en de jonge conducteur kijkt op zijn reisschema.
‘Vooruit stap maar uit. Ik ga niet mee, want we lopen al achter op ons rijschema.’
Ik lach in mezelf. Met een goed verbaal vermogen kom je een heel eind met de trein, Nederlandse Spoorwegen: we gaan ervoor!

3 gedachtes over “We gaan ervoor

  1. Heerlijk verhaal, weer. Je hebt het nogal eens aan de stok met dit soort haarklovers, lijkt het wel.
    Woon jij trouwens in Heiloo? Het is de plaats waar ik vanaf mijn geboorte tot ongeveer mijn 45e gewoond heb. En met veel plezier.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.