Vader droeg zijn colbert
als wonend in zijn eigen huis,
nu draag ik vaders realiteit
tast in de gaten van zijn zakken
die overeenkomen met de
hiaten in zijn geheugen
van een vader
die de weg kwijt was,
– zijn colbert weifelend droeg –
die moest verkassen naar een
bewaakte plek tussen vier muren
waar hij schreeuwend wakker lag
in de voering een reçu van
een nooit opgehaalde broek
bij de stomerij om de hoek
een zilveren rijksdaalder
relikwie uit een zoek-
geraakte jeugd
ik hang het colbert
in de kast, sluit
het voorgoed af
als de dekplaat
van zijn graf.
Dit gedicht kreeg in het voorjaar van 2021 het volgende juryoordeel van
De Nationale Gedichtenwedstrijd (voorheen Turing Gedichtenwedstrijd):
‘Met veel respect en heimwee bekijkt, bevoelt, betast de “ik” het colbert van zijn vader. Een vader die op het eind van zijn leven dement werd en naar een inrichting moest. Door gebruik te maken van enkele veelzeggende details schept de dichter een aandoenlijk portret van die vader. Het is doordat de dichter zo sober en realistisch dit tafereeltje tekent, zonder enige meligheid of sentimentaliteit, dat het bij de lezer zo sterk binnenkomt.’