Op een van die mooie nazomerse avonden wandel ik door de Haagse Herenstraat. De straatlantarens werpen een flauw oranjekleurig schijnsel op het plaveisel. Voor me lopen twee mannen in pak. Volgens mij is het Gerrit Zalm met iemand die me niet bekend voorkomt. Mijn maag speelt op, rommelt van honger naar nieuws. Ik besluip het tweetal tot zo ver dat ik hun gesprek kan opvangen.
‘Was het warempel zo een luxe bij die bijstandsmoeder die je onlangs met een werkbezoek vereerde?’
Zalm schiet in de lach. Hij schokschoudert zelfs. ‘Ach amice, wat heet luxe. Mijn ogen vielen waarlijk uit mijn kassen. Dat bijstandsvrouwtje had een televisie, telefoon en zelfs een computer. Goederen die je toch niet onder de eerste levensbehoeften kunt scharen… Daar dienen wij als overheid niet in te voorzien,’ voegt hij er resoluut aan toe.
Mijn maag brengt steeds meer vreemde geluiden voort. Ik moet de honger stillen voordat de heren erdoor worden gestoord. Dit is ‘prime-time’.
‘En ik las ook over dat tuintje van haar. Gerrit, heb je dat ècht zo gezegd?’
Zalm kijkt naar achteren.
Quasi nonchalant volg ik mijn voeten en probeer de indruk te wekken dat ik niet in hen ben geïnteresseerd.
‘Tja Tjerk, ik zag dat armetierige tuintje vol met onkruid staan en het eerste dat in me opkwam was: plant u tuintje vol met groente, dat scheelt een hoop in uw portemonnee…’
‘Formidabel Gerrit, lumineus, al zeg ik het zelf.’
‘Ach, ze zat ook zo te klagen, dat ze met haar luttele bijstandsuitkering geen fatsoenlijke maaltijd kon bereiden. Dat tuintje vond ik wel een aardige suggestie. Maar dan dat gezicht van haar, dat had je moeten zien. Een en al verontwaardiging… Ik kan daar met mijn verstand niet bij: wie niet veel geld heeft moet creatief zijn, niet waar. Nota bene hebben ze de tijd van de wereld, maar ja, die lui hebben gewoonweg geen zin hun handen uit de mouw te steken. Een groentetuintje is ze al te veel.’
‘Je hebt volkomen gelijk, maar een mootje zalm, haha, grapje Gerrit, dat verbouw je niet in je tuin…,’ buldert de onbekende, ‘…maar goed met jouw Zalmsnip kan ze de komende kerst wel weer een kalkoen op tafel zetten. Toch een beetje sociaal beleid, dat maakt ’t weer goed.’
‘Amice, je hebt het bij ’t rechte eind en dan noemen ze me nota bene asociaal.’
‘Gerrit, neem van je oude maat aan dat dat volkomen onterecht is. Trouwens hoe denkt Jan Peter in dit geheel?’
Zalm draait zich al weer naar me om. Ik moet mijn vaart minderen. Het liefst hang ik op deze zwoele nazomerse avond aan Gerrits lip. Dit is ècht ‘off the record’-nieuws. Ik houd halt, leun met mijn hand tegen de gevel die nog warm van de zon aanvoelt en rommel aan de veter van mijn schoen. Ik twijfel of ik ze zal blijven volgen, maar mijn honger overwint het van mijn moraal. Ik laat me leiden door mijn oerinstinct. Voorzichtig besluip ik hen als een tijger zijn prooi en vang enkele lovende woorden over JP op, maar dan valt het doek definitief. Beiden stappen in een donkerblauwe bolide en gehaast rijden ze aan me voorbij. Nog even blikt Zalm me argwanend aan. Vertwijfeld blijf ik staan; verbijsterd door de rake taal van onze minister. Nu moet ik met een half lege maag tot december wachten op de snip van onze ‘sociaal, meevoelende’ regeerder.