Met mijn nichtje van vier struin ik door Artis. Ze heeft weinig oog voor de dieren die de ark van Noach bevolkten. Alleen de eendjes krijgen haar aandacht, die kent ze want díe zwemmen bij haar in het dorp in de vijver.
Dan maar naar de kinderboerderij. Het is er druk met kleine kinderen – iedere ouder gaat hier dus naartoe. De geiten hebben jongen. Een bokje duwt zijn snoet in de uier van zijn moeder en rukt als een dwaas aan de speen.
‘Is-ie boos?’ vraagt m’n nichtje.
‘Nee hoor, hij drinkt melk bij z’n moeder.’
Als het bokje ermee ophoudt, loopt ze op de geit af, bukt zich en kijkt onder de buik naar de halfvolle uier. Ze staat op, schuift haar rokje omhoog, buigt zich voorover en staart naar haar onderbroekje. Ze schudt haar hoofdje. ‘Ikke niet hebben.’
‘Nee, dat hebben alleen dieren daar zitten.’ Ik kan toch moeilijk zeggen dat het bij haar later op een andere plaats komt, daar brand ik mijn vingers aan! Maar gelukkig vraagt ze niet door.