‘Yabba-Dabba-Doo!’ staat er op de voorkant van een oranje Vespa-car geschilderd. Het tweetakt-wagentje staat vlakbij de ingang van het Oosterpark. Aan de zijkanten zijn Fred, Wilma, Barney en Betty, de kinderen en de baby dinosaurus er met verschil-
lende kleuren opgeverfd. Beide families zitten in Fred’s ‘benenwagen’ met de stenen wielen, en Barney roept enthousiast ‘Let’s go’.
Ik sta de ‘Flintmobiel’ te fotograferen.
‘Dat vind ik ’n gaaf autootje,’ zegt een meisje met ravenzwarte haren dat op mij af komt lopen enthousiast. ‘Ja, écht supergaaf. Is-ie van u?’
‘Nee, maar ik vind hem ook heel mooi. Daarom maak ik er een foto van.’
Het meisje is een jaar of zes. Ze draagt een vrolijk gekleurd jurkje en rode kniekousen.
‘Zou die zijn van Sinterkláás? Ik zag ’m net lopen met twee Pieten. Wel mooi voor Sinterkláás. En de cadeautjes kunnen daar allemaal achterin.’
‘Nee hoor, die is niet van Sinterklaas. De Sint is vast met z’n paard gekomen. Trouwens in dit karretje past hij nooit met zijn mijter in.’
Ze kijkt me met haar donkere oogjes vragend aan. ‘Wat is mijt?’
Ik glimlach. Een mijter is een hoge, rode muts met een gouden kruis erop, die de Sint op z’n hoofd draagt.’
‘O die. Ja, maar die zet-ie dan toch gewoon af,’ zegt ze doodgemoedereerd.
‘Nee, de Sint zet nooit zijn mijter af, als hij dat doet dan is hij geen échte Sinterklaas.’
‘Ook niet als-ie gaat slapen?’ In haar stem klinkt medelijden door.
‘Ja, dan natuurlijk wel, en thuis ook, maar niet als hij onder de mensen is.’
‘Ik mag van m’n vader geen schoen zetten,’ zegt ze een beetje zielig. ‘Papa zegt dat Sinterkláás alleen bij Nederlanders komt, en niet bij ons… En ook omdat we geen schoorsteen hebben.’ Ze kijkt een beetje treurig, en zegt dan: ‘Maar bij Louise, m’n vriendinnetje, hebben ze ook geen schoorsteen, en die heeft wel al wat in haar schoen gevonden…’
Ik knik, werp het onderwerp over de andere boeg en begin over het autootje.
‘De eigenaar heeft er een Fred Flintstone-auto van gemaakt. Van de tekenfilm die jaren geleden, toen ik zo’n beetje net zo oud als jou was, op de televisie was.’
‘Die Fred Flinter ken ik niet, maar ik vind ’t wel ’n heel gááf autootje.’
Tja, hoe leg je een Turks meisje van zes uit wie Fred Flintstone was?
‘Nou ik ga weer, misschien kom ik Sinterkláás nog op z’n paard tegen. Doei.’
Verschenen in ‘Dwars door de Buurt’, nummer 190, 18 december 2016 en Oost-online.