Tjeng speelt op de binnenplaats met een blikken autootje. Hij heeft zwart gemillimeterd haar. Op zijn knieën kruipt hij over de met keien geplaveide binnenplaats. De zon staat hoog aan de hemel en blakert op zijn ontblote bovenlijfje maar de hitte deert hem niet. Het knarsende geluid van de metalen wielen weerkaatst tegen de muren. Met zijn stem bootst hij de automotor na.
‘Dag, kameraad Tjeng,’ roept de dorpsleider die via de poort de binnenplaats op loopt. Even kijkt Tjeng op maar snel schuift hij door met het blikken wagentje dat door zijn hand wordt voortgeduwd.
‘Kameraad Tjeng, wat een prachtige automobiel heb jíj. Mag ik ’m eens zien?’ Tjeng voert het motorgeraas op en hij rijdt van hem weg naar de hoek van de binnenplaats. De dorpsleider schudt zijn hoofd en loopt het huis binnen.
‘Een goede dag, kameraad Lin.’
Lin schrikt en draait zich om van de zwarte potkachel waar een grote pan met noedels op staat te pruttelen.
‘Oh, dag kameraad Yu. U liet me schrikken… Wilt u een lekkere portie noedels?’
‘Nee dank u kameraad Lin. Ik heb zojuist een verrukkelijk maal achter de kiezen… Maar waar ik voor kom, kameraad Lin, is voor het welzijn van ons mooie land. Morgen zamelen we allerhande ijzer in die we voor de productie van staal hard nodig hebben. U weet de Grote Sprong Voorwaarts vereist een productieverhoging van staal met een factor van tien. Dat wordt keihard werken maar met vereende krachten zal het ons zéker lukken,’ zegt Yu lachend.
Lin roert met een pollepel stevig door de noedels en vraagt: ‘Kameraad Yu, op welk ijzer doelt u?’
Yu kijkt de kamer rond. Naast de potkachel, tegen de grauwwitte muur, staat een hoge tafel waar pannen en potten op staan en een emaillen kom met deeg waar Lin de noedels van heeft gedraaid. Voor de potkachel staat een lage tafel met drie krukjes eromheen geschaard.
‘We zamelen pannen en kannen in, en fietsen. Tja, eigenlijk alles wat van ijzer is.’
Lins gezicht betrekt.
‘Maar kameraad Yu, hoe moet ik dan nog koken? En mijn man, hoe moet hij naar ’t werk? Onze grote leider kan dit toch niet van ons verlangen?’
Op zijn gezicht verschijnt een glimlach.
‘Kameraad Lin, pannen en potten heeft u niet langer nodig. De dorpskeuken gaat vanaf morgen iedereen van voedsel voorzien. Dát is toch prachtig niet waar! De Grote Sprong Voorwaarts brengt ons welzijn en voorspoed én geluk voor iedereen. Onze grote leider heeft het goed met ons voor.’ Ondertussen zijn de ogen van Yu op de afbeelding van Mao gericht die in een lijstje aan de muur voor hem hangt. ‘Echt waar, kameraad Lin, geloof in zíjn wijze woorden en uw zoon Tjeng zal een goede toekomst tegemoet gaan.’
Lin pakt de beide handvaten beet en giet het kokende water in een emaillen emmer. Ze zet de pan op de hoge tafel en sluit de deksel goed af. Ondertussen komt Tjeng binnengerend met in zijn hand het blikken autootje.
‘Ook die auto hebben we hard nodig… Tjeng geef ‘m maar aan mij.’
Het jongetje deinst achteruit alsof zich voor hem een giftige slang ophoudt en hij begint te krijsen.
‘Is dat nu écht nodig, kameraad Yu? Het is het enige speelgoed dat Tjeng heeft.’
Yu kijkt Lin ernstig aan. ‘Helaas wel. We moeten al het ijzer inzamelen en als dorp willen we de hoogste opbrengst binnenhalen. Dat siert ons dorp en daar varen we allemaal wel bij.’
Het jongetje blijft hard huilen en houdt het blikken speelgoed stevig tegen zijn buik gedrukt. Lin troost hem maar Tjeng is ontroostbaar.
‘Nou, tot morgen kameraad Lin.’ Hij draait zich om en loopt het huis uit. Vertwijfeld laat hij Lin achter. Hoe moet het nu zonder potten en pannen en het autootje van de kleine Tjeng?
Lin knielt zich voor hem op haar hurken en houdt hem met beide handen vast.
‘Tjeng, pappa gaat voor jou een prachtige vliegerdraak maken. Eentje met allemaal mooie kleurtjes. Hoe vind je dat?’
Zijn gezichtje klaart op als bij het openbreken van het grauwe wolkendek. ‘Ja, ik wil een vogeldraak aan een heel lang touw,’ zegt hij enthousiast. ‘Eentje die heel hoog kan vliegen.’ Hij steekt zijn vingertje recht omhoog.
‘Maar natuurlijk Tjeng, pappa gaat er snel eentje voor je maken.’ Tjeng huppelt als een lammetje door het kleine vertrek.
‘Ik krijg een vlieger, een vlieger,’ roept hij opgewonden. Hij rent de hitte in, de binnenplaats over en de straat op. Zijn blikken autootje ligt wezenloos op de stenen vloer, met de wielen naar het plafond gericht. Lin raapt het op en verstopt het voor Tjeng in de voorraadkast die naast de hoge tafel staat.