Los Angeles is de komende maanden onze thuisbasis. Het land van de onbegrensde mogelijkheden ontvouwt ons zijn voortvarendheid. Binnen twee dagen hebben we een auto gekocht, een appartement gehuurd én een aanvraag voor telefoon, gas en elektra geregeld die de volgende morgen reeds zijn aangesloten.
‘Your California driver license or ID please.’
‘We don’t have them, we are Dutch.’
De man die de verzekering voor onze auto regelt, lacht me vriendelijk toe. ‘Okay, what else do you have?’
‘We have an international driver license,’ zeg ik serieus.
Hij werpt een blik op het grijze ANWB-document en neemt het nummer dat op de voorzijde staat over. Dit getypte document – met een typografische uitstraling van de jaren zeventig – blijkt onze toegangspoort te zijn voor alle ambtelijke en commerciële handelingen. In onze visa, paspoorten en roze rijbewijzen zijn ze niet geïnteresseerd. Met het ANWB-bewijs dat we voor zesentwintig piek kochten, sluiten we hier alle contracten af.
Hoe eenvoudig moet het voor de terroristen van het ‘elf-september-drama’ geweest zijn als je met één simpel document jezelf tot Amerikaan kunt bombarderen. Je nestelt je vervolgens vredig in een buurt en gedraagt je voorbeeldig.
‘Morning neighbor, how are you today?’
‘I’m fine, thank you.’
Tot de dag dat je jezelf als bom inzet en de buren het niet kunnen begrijpen omdat je zo’n aardige man was.
Los Angeles, september 2001.